Help Contact

Stel je vraag aan ons

Flexibiliseringsmogelijkheden

Flexpensioen beschikt over flexibiliseringselementen die je individueel kunt inzetten of met elkaar kunt combineren voor pensioen op maat én een mogelijk hogere pensioenuitkering.

Het flexibiliseren van pensioenaanspraken, kan zowel als zelfstandige berekening, als direct binnen een BMW-dossier plaatsvinden. Hierover lees je meer in het artikel Werking Flexpensioen-berekening.

Flexibiliseringselementen 

Zolang het pensioen nog niet is ingegaan, kun je gebruik maken van flexibiliseringselementen, zoals het aanpassen van de ingangsdatum (uitstellen/vervroegen), het onderling uitruilen van pensioensoorten (ouderdoms- en partnerpensioen), het omzetten van het indexatierecht in extra pensioen of het variabiliseren van de pensioenuitkeringen binnen een bandbreedte van 100 : 75. 

Belangrijk is wel dat deze flexibiliseringselementen deel uitmaken van de pensioentoezegging. Check daarvoor de pensioenbrief. Blijkt dit niet het geval te zijn, dan kun je deze flexibiliseringselementen alsnog toezeggen via een addendum. Maar let op, voorwaarde is wel dat die toezegging past binnen de fiscale mogelijkheden en grenzen van Hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 en niet leiden tot onzakelijkheid of onzuiverheid van de pensioenregeling. Een voorbeeld van een addendum vind je in de bijlage van dit artikel.

Als uitgangspunt kan gekozen worden voor opgebouwde pensioenaanspraken of opgebouwde pensioenkapitalen.

Ongeacht of uitkeringen dan wel kapitalen zijn opgegeven, wordt een berekening gemaakt van de pensioenuitkeringen na flexibilisering. Kapitalen worden dus herrekend naar een uitkering.

Aanpassen van de ingangsdatum (vervroegen/uitstellen) 

Aanspraken kunnen uiterlijk tot 5 jaar na de AOW-leeftijd worden uitgesteld. Uitstel van tijdelijke pensioenuitkeringen die zijn opgebouwd in de pre VPL-periode (overbruggingspensioen) kan uiterlijk tot de 65-jarige leeftijd plaatsvinden in de applicatie. 

De Wet aanpassing fiscale behandeling vut/prepensioen en introductie levensloopregeling, kortweg Wet VPL, bepaalde dat reeds bestaande pensioenregelingen uiterlijk op 1 januari 2006 moesten zijn aangepast aan de regels van de Wet VPL met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Voor het tijdelijke overbruggingspensioen (TOP) ter compensatie van het gemis aan AOW, betekende dit uitstel dat het TOP op gaat (‘overkookt’) in het levenslang ouderdoms- (OP) en voor zover nodig partnerpensioen (PP).

Overbruggingspensioen (TOP) 

De tijdelijke uitkering voor het overbruggingspensioen is fiscaal gemaximeerd. Het maximum is gekoppeld aan de hoogte van de AOW-uitkering en premiecompensatie. Voor de DGA is dat de alleenstaande AOW (uit 2005) overeenkomstig artikel 10c, onderdeel e Uitvoeringsbesluit LB 1965 (tekst 2016); en voor de werknemer 2x de zelfstandige AOW overeenkomstig artikel 38f, lid 3 Wet LB 1964 j° artikel 18e Wet LB 1964 (tekst 2004). 

Ongeacht of sprake is van een fiscaal optimaal TOP kunnen door uitstel van het TOP de ontbrekende opbouwjaren niet ingehaald worden met de actuariële herrekening van het opgebouwde TOP. Dit impliceert dat het TOP bij uitstel direct geheel of gedeeltelijk moet opgaan (‘overkoken’) in ouderdoms- en voor zover nodig, partnerpensioen. Bij uitstel tot 65 jaar of later moet het TOP volledig overkoken naar OP en naar PP. Op grond van artikel 38e, derde lid, Wet LB 1964 mogen hierbij de maximum grenzen van het ouderdomspensioen (artikel 18a Wet LB 100%-norm) worden overschreden. Voor overkook naar het partnerpensioen gelden wel nog de begrenzingen van artikel 18d, tweede lid, Wet LB 1964 (tekst 2004). Als gevolg van de overkook mag het partnerpensioen niet meer dan 70% van het pensioengevende loon bedragen.

Uitruilen van aanspraken

Onderlinge ruil van ouderdoms- en partnerpensioen kan op verschillende manieren worden vormgegeven. Er kan worden gekozen voor een gewenste uitkering bij leven (ouderdomspensioen) of overlijden (partnerpensioen) dan wel voor een ander overgangspercentage.

Met deze uitruil kan een tot 25% hoger ouderdomspensioen gerealiseerd worden. Uiteraard is voor deze uitruil de instemming van de partner vereist. Dat hoeft geen bezwaar te zijn als de partner zelf over voldoende inkomen en/of ouderdomspensioen beschikt. Tijdelijke uitkeringen worden niet betrokken in deze uitruil. De fiscale maximum grenzen voor ouderdoms- en partnerpensioen mogen door uitruil worden overschreden overeenkomstig artikel 18d Wet LB 1964.

Levenslang uitruilen voor tijdelijk

Het is ook mogelijk (een deel van) het ouderdoms- en partnerpensioen uit te ruilen voor een tijdelijke uitkering ter hoogte van 2x de zelfstandige AOW-uitkering (inclusief vakantietoeslag), overeenkomstig artikel 18d, lid 3 Wet LB 1964. Voor deze optie kan uitsluitend gekozen worden als het pensioen vóór het bereiken van de AOW-leeftijd ingaat. De tijdelijke uitkering zal tot de AOW-leeftijd uitgekeerd worden. 

Voor de bepaling van de uitruil, geef je op wat de hoogte van de tijdelijke uitkering dient te zijn, met een maximum van 2x de zelfstandige AOW inclusief vakantiegeld.

Uitruilen van indexatie voor een hogere nominale uitkering

Is het opgebouwde pensioen niet fiscaal optimaal, doordat een lager opbouwpercentage en/of een hogere franchise is gebruikt, dan kan het pensioen worden verhoogd door het toegezegde indexatierecht om te zetten in een hoger (nominaal) pensioen. Dit kan een extra pensioen tot wel 35% opleveren. Maar let op, de omzetting van het indexatierecht mag er niet toe leiden dat na deze omzetting het ouderdoms- en partnerpensioen buiten de fiscale grenzen van artikel 18a, eerste, tweede en derde lid, Wet LB (ouderdomspensioen), respectievelijk artikel 18b, eerste, tweede en derde lid, Wet LB (partnerpensioen) treedt.

Met andere woorden: bij een fiscaal optimaal eindloon- of middelloonpensioen kan het indexatierecht op de pensioendatum niet worden omgezet in een hoger pensioen. 

Tijdelijke uitkeringen en uitkeringen bij overlijden worden niet betrokken in de omzetting van het indexatierecht.

Variabiliseren van de uitkeringen

Als je kiest voor variabilisering, dan is sprake van een of meer tijdelijke periodes en een laatste levenslange periode. Gedurende deze periodes kan het ouderdomspensioen variëren binnen een bandbreedte van 100 : 75 overeenkomstig artikel 18d, lid 1 onderdeel b Wet LB 1964. Je kunt tot wel 5 periodes kiezen, 4 tijdelijke en 1 levenslange.  

Normaliter wordt de uitkering bij overlijden niet aangepast, zodat het partnerpensioen op het oorspronkelijke niveau blijft. Je kunt echter expliciet aangeven dat het partnerpensioen ook in de variabilisering moet worden betrokken.  In dat geval blijft de verhouding tussen ouderdoms- en partnerpensioen hetzelfde. 

Tijdelijke uitkeringen worden niet betrokken in de variabilisering.

Actuarieel

Flexibiliseringsberekeningen worden gemaakt op basis van de waarde economisch verkeer. Dit zijn de commerciële grondslagen die de belastingdienst voorschrijft bij pensioenwaarderingen. Dus inclusief indexaties, met leeftijdsterugstellingen de meest recente overlevingstafel een rekenrente die gelijk is aan het U-rendement + 0,5%-punt en kosten op het moment van berekenen.

Bovenstaande flexibiliseringselementen kunnen ook in combinatie worden ingezet, zodat in veel situaties, afhankelijk van de omstandigheden, maatwerk kan worden geleverd.