Reserveringsruimte
De Reserveringsruimte is de som van de niet benutte jaarruimtes in het verleden. Tot de invoering van de Wtp kon je de niet benutte jaarruimtes van de voorgaande 7 jaar alsnog benutten. Onder de Wtp is dat 10 jaar geworden.
Vanaf 2023: Wtp
Onder de Wtp is de Reserveringsruimte op verschillende fronten aanzienlijk uitgebreid.
De verschillende maxima van eerdere jaren hebben plaatsgemaakt voor één leeftijdsonafhankelijk uniform maximum bedrag van € 38.000 (2023) of de som van de niet benutte jaarruimte in de afgelopen 10 jaar, als die lager is. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt in een hogere premieaftrek voor ‘ouderen’ en een lagere premieaftrek voor ‘jongeren’. Ook het maximum van 17% van de premiegrondslag is komen te vervallen.
Tot en met 2022
Alle niet benutte jaarruimtes vanaf 2010 kunnen met behulp van de Lijfrente Planner worden berekend. Niet benutte jaarruimtes uit de jaren vóór 2010 dienen te worden opgegeven.
Voor berekeningsjaar 2022 gaat het om de niet benutte jaarruimte in de jaren 2015 t/m 2022. Daarbij moest het laagste van onderstaande drie maxima worden gebruikt:
- De som van de niet benutte jaarruimtes in de afgelopen 7 jaar
- 17% van de premiegrondslag
- Een leeftijdsafhankelijk wettelijk bedrag voor ‘jongeren’ en ‘ouderen’
Wie tot de groep “jongeren” dan wel “ouderen” behoort en dienovereenkomstig mogelijk recht heeft op een lage dan wel hoge aftrek, wordt bepaald aan de hand van de uiterste geboortedata (Zie hierna ad 3).
Ad 1. Maximum bedrag niet benutte jaarruimte voor “jongeren”
Het wettelijk maximum bedrag van reserveringsruimte (niet benutte jaarruimte) per kalenderjaar 2015 t/m 2022
Kalenderjaar | maximum bedrag |
2015 | € 7.052 |
2016 | € 7.088 |
2017 | € 7.110 |
2018 | € 7.167 |
2019 | € 7.254 |
2020 | € 7.371 |
2021 | € 7.489 |
2022 | € 7.587 |
Ad 2. 17% van de Premiegrondslag
Bedoeld is de premiegrondslag van het jaar van aftrek, die gebaseerd is op “I” van het jaar t-1. Het maximum inkomen en de franchise voor het jaar van aftrek zijn wettelijk vastgelegd (zie onderstaande tabel).
Kalenderjaar | Premiegrondslag | I-maximaal | Maximaal 17% PG |
2015 | {I - € 11.936} | € 100.000 | € 14.971 |
2016 | {I - € 11.996} | € 101.519 | € 15.219 |
2017 | {I - € 12.032} | € 103.317 | € 15.519 |
2018 | {I - € 12.129} | € 105.075 | € 15.801 |
2019 | {I - € 12.275} | € 107.593 | € 16.205 |
2020 | {I - € 12.472} | € 110.111 | € 16.599 |
2021 | {I - € 12.672} | € 112.189 | € 16.918 |
2022 | {I - € 12.837} | € 114.866 | € 17.339 |
Ad 3. Maximum niet benutte jaarruimte voor “ouderen”
Het wettelijk maximum bedrag van de niet benutte jaarruimte voor “ouderen” per kalenderjaar van 2015 t/m 2022.
Kalenderjaar | maximum bedrag |
2015 | € 13.927 |
2016 | € 13.997 |
2017 | € 14.038 |
2018 | € 14.152 |
2019 | € 14.322 |
2020 | € 14.552 |
2021 | € 14.785 |
2022 | € 14.978 |
Toelichting
Op grond van artikel 3.127, lid 2 Wet IB 2001 (tekst t/m 2022) geldt voor “ouderen” een hoger maximum in de reserveringsruimte (zie Ad 3.) dan voor ”jongeren” (zie Ad 1).
Onder “ouderen” wordt verstaan de belastingplichtigen, die bij aanvang van het kalenderjaar een leeftijd hebben bereikt die ten hoogste 10 jaar lager is dan de voor dat kalenderjaar geldende AOW-leeftijd.
Periode vanaf 2019
Sinds 2019 wordt door het ministerie van Financiën aangegeven dat deze groep bestaat uit belastingplichtigen die op 1 januari van het kalenderjaar van aftrek de voor dat jaar geldende AOW-leeftijd verminderd met 10 jaar hebben bereikt. Het gaat daarbij om de feitelijke leeftijd per 1 januari van het kalenderjaar gaat. Dat betekent dus op de maand (dag) nauwkeurig
Periode vóór 2019
In de periode vóór 2019 werd een ander beleid toegepast voor de bepaling van de toegangsleeftijd tot de hoge reserveringsruimte. Als “ouderen” werden degenen die die uiterlijk op 31-12 van het jaar voorafgaande aan het jaar van aftrek de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, gecorrigeerd met 10 jaar, beschouwd. Maar door de aanpassing van het beleid t.a.v. de jaarruimte heeft dit ook geleid tot een aanpassing voor de reserveringsruimte.
Dit resulteert in het volgende uniform overzicht van de toegang tot de hoge reserveringsruimte.
Kalenderjaar (t) | AOW-leeftijd jaar (t-1) | AOW-leeftijd (t-1) - 10 | Geboren op / vóór | |
2009 | 65 jaar | 55 jaar | 31-12-1953 | |
2010 | 65 jaar | 55 jaar | 31-12-1954 | |
2011 | 65 jaar | 55 jaar | 31-12-1955 | |
2012 | 65 jaar | 55 jaar | 31-12-1956 | |
2013 | 65 jaar | 55 jaar | 31-12-1957 | |
2014 | 65 1/12 jaar | 55 1/12 jaar | 30-11-1958 | |
2015 | 65 2/12 jaar | 55 2/12 jaar | 31-10-1959 | |
2016 | 65 3/12 jaar | 55 3/12 jaar | 30-06-1960 | |
2017 | 65 6/12 jaar | 55 6/12 jaar | 31-03-1961 | |
2018 | 65 9/12 jaar | 55 9/12 jaar | 31-12-1961 | |
2019 | 66 4/12 jaar | 56 4/12 jaar | 31-08-1962 | |
2020 | 66 4/12 jaar | 56 4/12 jaar | 31-08-1963 | |
2021 | 66 4/12 jaar | 56 4/12 jaar | 31-08-1964 | |
2022 | 66 7/12 jaar | 56 7/12 jaar | 31-05-1965 | |
2023 | 66 10/12 jaar | 56 10/12 jaar | 28-02-1966 | |
2024 | 67 jaar | 57 jaar | 31-12-1966 | |
2025 | 67 jaar | 57 jaar | 31-12-1967 | |
2026 | 67 jaar | 57 jaar | 31-12-1968 |
De geboortedata in de laatste kolom geven aan dat voor deze categorie belastingplichtigen de hoge reserveringsruimte van toepassing is.
Is de belastingplichtige geboren na de in de laatste kolom vermelde datum, dan is voor dat kalenderjaar de lage aftrek in de reserveringsruimte van toepassing.
Voorbeeld 1 voor jaar 2021
Geboortedatum 01-09-1964
Inkomen (2020) € 100.000
Niet benutte jaarruimte 2014 t/m 2020 € 21.000
Uitwerking
Er is sprake van een “jongere ”: geboren na 31-08-1964, zodat in beginsel de lage reserveringsruimte moet worden toegepast. De maximale aftrek is het laagste bedrag van:
- De niet benutte jaarruimte: € 21.000
- 17% van de premiegrondslag 17% x {€ 100.000 - € 12.672} = € 14.846
- Wettelijk maximale aftrek reserveringsruimte “jongeren” € 7.489
De reserveringsruimte is € 7.489 en kan niet hoger zijn dan het wettelijk maximum.
Voorbeeld 2 voor jaar 2022
Geboortedatum 01-06-1955
Inkomen (2021) € 100.000
Niet benutte jaarruimte 2015 t/m 2021 € 21.000
Uitwerking
AOW-leeftijd 2022 = 66 7/12 jaar. Peildatum 31-12-2021 – 66 7/12 = 31-05-1955
Er is sprake van een “jongere ”: geboren na 31-05-1955, zodat in beginsel de lage reserveringsruimte moet worden toegepast. De maximale aftrek is het laagste bedrag van:
- De niet benutte jaarruimte: € 21.000
- 17% van de premiegrondslag 17% x {€ 100.000 - € 12.837} = € 14.818
- Wettelijk maximale reserveringsruimte “jongeren” € 7.587
De reserveringsruimte is € 7.587 en kan niet hoger zijn dan het wettelijk maximum.
NB: Bij een geboortedatum op of vóór 31-05-1955 geldt de hoge reserveringsruimte van € 14.978, maar toetsing aan 17% premiegrondslag resulteert in een reserveringsruimte van € 14.818
Imputatie lijfrentepremies lopende jaar
Tot slot worden reeds betaalde lijfrentepremies in het lopende kalenderjaar eerst in mindering gebracht op de reserveringsruimte en daarna pas op de jaarruimte, zodat een eventueel onbenut vervallen van de reserveringsruimte wordt voorkomen.